Een kleine strook ten zuiden van De Nollen wordt bij de oorspronkelijke nollen getrokken. Hierdoor kunnen een tentoonstellings- en bezoekersruimte worden gerealiseerd. Dit al jaren eerder ontwikkelde plan werd in 2003 lovend ontvangen door de Welstandscommissie van Den Helder, vanwege ‘de zeer hoge kwaliteit van de gebouwen als kunstwerk’. Het gaat om twee grote stalen tentoonstellingsruimten en een ontvangstruimte voor bezoekers, die zijn afgeleid van een kunstwerk dat tijdens een tentoonstelling van Van de Wint (2002) in het Kröller-Müller Museum voor de entree van het museum stond. Het cortèn-staal, de perforaties en de zonlichtprojecties zijn terug te zien in het ontwerp. Vanuit de autonome kunst is een toegepaste vorm ontstaan. Met de bouw wil het stichtingsbestuur naar een museale situatie toewerken en de aandacht van publiek verder uitbreiden. Het is van belang om nu de positie van het kunstproject te bestendigen en de collectie te ontsluiten voor publiek. Dit museum is een waardevolle aanvulling op het tot nu toe kleine aanbod aan kunstmusea in de kop van Noord-Holland, en is tevens een belangrijke publieke voorziening die de culturele infrastructuur in ‘de kop’ versterkt.